Bionieuws is met een reeks tussenstappen ontstaan uit het Vakblad voor Biologen, dat in september 1919 voor het eerst verscheen. Vorm en inhoud zijn de afgelopen eeuw radicaal veranderd, maar het achterliggende ideaal is nog niet verdwenen.
‘Ik vertrouw, dat niet weinigen daarin een herwonnen band zullen zien, die in dezen tijd van specialisatie, dier- en plantkundigen weer inniger verbinden zal in hun denken en streven, dat zooveel gemeenschappelijks heeft.’ Prof. Max Weber geeft in het allereerste nummer in een regel het uiteindelijke doel van het Vakblad voor Biologen Het Vakblad wilde twee gescheiden vakgebieden - plant- en dierkunde - weer nader tot elkaar brengen, aldus oprichter en oud-hoofdredacteur Droogleever Fortuyn bij het tienjarig jubileum in 1926. ‘Met name is het nog steeds noodig het samenhoorigheidsgevoel onder de biologen aan te wakkeren, dat, als ik het wel zie, bij hen zwakker is ontwikkeld dan onder de beoefenaren van andere wetenschappen. Misschien is dit zoo, omdat het onderwerp van onze studie zoo veel meer veelzijdig is, dan ieder ander onderwerp der natuurwetenschappen en wellicht belet dit ons de groote lijnen te zien, die blijkbaar zoo goed worden gezien in de schei- en natuurkunde, de geneeskunde en vooral in de technische wetenschappen.’ In biologenkringen als NIBI en Biologische Raad van de KNAW vallen dergelijke verzuchtingen vrijwel onversneden nog steeds te beluisteren.
Biologendom
Het Vakblad probeerde de onderlinge band aan te halen door telkens in
‘hoofdartikelen’ - vier tot vijf pagina‘s lange
overzichtsverhalen - de stand van zaken van een vakgebied in grote lijnen
weer te gegeven. Ze vormden nadrukkelijk geen beschrijvingen van
oorspronkelijk onderzoekswerk. ‘Het lijkt mij, dat zijn taak moet
zijn, een beeld te geven van wat er op biologisch gebied in ons vaderland
omgaat, en daardoor tevens een band te vormen onder het Nederlandse
biologendom’, aldus hoofdredacteur dr. J. A. Bierens de Haan in 1926.
Daarnaast waren er rubrieken: vakbelangen (over congressen, cursussen,
verenigingsnieuws), boekbesprekingen en personalia. Vooral de
personaliarubriek werd gretig gelezen - Droogleever Fortuyn schreef na zijn
vertrek naar Peking in 1925 dat hij in China dat onderdeel las voor al het
andere.
In 1926 sprak zijn opvolger Bierens de Haan de wens uit dat een historicus
het Vakblad een eeuw later als bron zou kunnen gebruiken voor beschrijving
van de Nederlandse biologie in de tweede kwart van de twintigste eeuw.
Die opzet lijkt ruimschoots te zijn geslaagd. De eerste 68 jaargangen van
het vakblad geven direct en indirect een gedetailleerd beeld van de
veranderingen in het biologisch onderzoek en de Nederlandse biologische
gemeenschap. In de jaren zeventig bedraagt het aantal personalia ruim
duizend namen per jaargang!
Zo tonen de personalia in de oorlogsjaren dat Leidse studenten en
onderzoekers, na sluiting van de universiteit, elders onderdak vinden. Of
een oproep in het eerste nummer na de bevrijding om microscopen te
beschikking te stellen aan nieuwe studenten.
Publicatiedruk
‘Je vond jezelf terug in het blad en dat geeft een band. Als iemand
overleed kon je met oude jaargangen van het vakblad in de hand al een groot
deel van de necrologie schrijven. Je kan van veel biologen precies zien wat
ze hebben gedaan vanaf het moment van afstuderen’, herinnert drs.
Simon de Jager zich. De Jager was vanaf 1965 negenentwintig jaar
redactiesecretaris en eindredacteur van het Vakblad, Biovisie én
Bionieuws - naast zijn werk als universitair docent functionele en
vergelijkende anatomie aan de UvA, waar hij nog steeds werkt.
Vanaf de jaren zeventig, onder hoofdredacteur Linskens, komt de rubriek
‘uit de literatuur’ erbij, met korte beschrijvingen van (inter)
nationale publicaties. Bovendien verdubbelt de frequentie: van maandblad
naar tweewekelijks. Correspondenten in de universiteitssteden zorgen voor
de aanlevering van de talloze gegevens voor de rubrieken, ook over
proefschriften en promoties. Ze doen daarnaast promotie van het blad: de
aanwas onder studenten is soms honderd procent. ‘En die bleven na hun
studie vaak hangen‘, aldus De Jager.
Door de decennia heen klagen hoofdredacteuren dat het moeilijk is om
auteurs bereid te vinden om een hoofdartikel te schrijven. ‘Geen
tijd‘ is een veel gehoord excuus.
‘In het begin viel dat wel mee’, herinnert De Jager zich.
‘Later nam het enthousiasme af, mede door de oplopende
publicatiedruk. Het Vakblad scoorde natuurlijk ook niet hoog in de
citatie-index.’
De inhoud bleef afhankelijk van het aanbod waardoor de redactie niet erg
kritisch kon zijn, klaagt de laatste Vakblad-hoofdredacteur Jelte van Andel
bij zijn afscheid. ‘Artikelen die elders niet aan bod kwamen, vonden
bij ons nog wel een plaats.’
Radicale restyling
Bij Van Andels afscheid in 1988 heeft het Vakblad voor Biologen na een
turbulente tijd een boventitel gekregen: Biovisie. Biovisie zou
uiteindelijk slechts 3 jaar bestaan maar het vormt de inhoudelijke
blauwdruk voor Bionieuws.
Tot die tijd wordt het Vakblad voor Biologen uitgegeven door Uitgeverij De
Boer, maar vanwege verlieslijdende exploitatie verkoopt de Hilversumse
uitgever het blad in december 1987 aan Stam tijdschriften uit Rijswijk.
Te moeilijk
Aanvankelijk merkt de lezer daar niets van. Achter de schermen wordt echter
onder de hoede van Van Andel door Stam een radicale restyling uitgevoerd,
en op 13 april 1988 verschijnt de eerste Biovisie. Voor sommigen een schok,
het blad leek nauwelijks op het oude vakblad. Het was een krant geworden,
en volgens sommigen in de Biologische Raad - waar het Vakblad vast
agendapunt was - goed genoeg om de vis in te verpakken. ‘Ik zei dat
dat niet kon, omdat het papier daar te glad voor was’, aldus De Jager.
Tot Biovisie was het Vakblad een door biologen gerund
voor-ons-door-ons-orgaan. De Jager memoreert vooral de gemoedelijkheid en
het intensieve contact met de auteurs. Met de komst van journalisten trad
er echter ook verzakelijking op en worden er stukken tekst geschrapt zonder
overleg met de auteur. De verhalen worden wel toegankelijker.
Het laatste decennium is er kritiek op de inhoud van het blad. Soms dragen
hoofdartikelen titels als ‘De kinetiek van de celdelingscyclus als
parameter voor maligniteit en stralingsgevoeligheid van tumoren’ (nr
10, 1987). Daaronder zitten wetenschappelijke exercities waarin
onderzoekers de diepten van hun specifieke biologische onderzoeksgebied
peilen. Van het streven naar het weergeven van de ‘groote
lijnen’ in de biologische wetenschap zoals Droogleever Fortuyn dat
zag, is soms weinig te bespeuren. De biologie specialiseert en dat vindt
weerslag in het Vakblad. ‘De artikelen waren gewoon te moeilijk voor
niet-vakgenoten’, zegt Van Andel bij zijn afscheid.
Macht grijpen
In de laatste jaargang van het Vakblad wordt al een poging gedaan tot
verandering. Docent popularisering van de natuurwetenschappen, Jaap
Willems, bewerkt een jaar lang inkomende stukken. Een subsidie van de
Biologische Raad zorgt ervoor dat in een aantal nummers
wetenschapsjournalisten voor bijdragen kunnen zorgen. Een eerste voorteken
dat journalisten geleidelijk de macht grijpen.
In Biovisie zet die trend verder door: de actualiteiten worden in hoofdzaak
gebracht door biologische wetenschapsjournalisten. Nadruk komt meer te
liggen op actualiteit, wetenschappelijke en bestuurlijke kopstukken,
onderzoeksfinanciering en politiek.
Toch blijft er nog ruimte voor biologen die een overzicht geven van actuele
ontwikkelingen in hun vakgebied - in Biovisie Magazine. De krant richt
zich met actuele, korte berichten op de bioloog, het magazine geeft
achtergrondinformatie over de biologie. De rubrieken nemen af in omvang en
belang .
Christenfundamentalist
Maar ook biologen vervullen de rol van journalist. Sommige hoogleraren
schrijven een openingsverhaal. Zelfs campagneleider biotechnologie van de
Dierenbescherming, Michiel Linskens, mag in mei 1991 een Kamerdebat over
transgene dieren verslaan op de voorpagina. Het is zoiets als een
christenfundamentalist die een euthanasiedebat beschrijft in de Volkskrant.
Zelfs al gebeurt het feitelijk en evenwichtig, het blijft onverenigbaar met
de journalistieke beroepsethiek - schrijf niet over zaken waar je direct
belang in hebt. Voor Biovisie - middenin de overgang van beroepsgenotenblad
naar journalistiek product - blijkbaar nog geen probleem. Tegenwoordig is
het echter volstrekt ondenkbaar.
De verliezen blijven evenwel en het magazine sneuvelt al eind 1989.
Stam vraagt het NIBI 2800 betalende abonnees te garanderen. Zoiets kan
alleen door koppeling van het Biovisie-abonnement aan het
NIBI-lidmaatschap. De partijen gaan met een nieuw contract voor het jaar
1990 met elkaar in zee.
Eind 1990 start Stam een operatie om Biovisie te fuseren met Biotechnologie
in Nederland, een tijdschrift dat sinds 1985 in samenwerking met de
Nederlandse Biotechnologische Vereniging wordt uitgegeven. De fusie
resulteert 27 september 1991 in de geboorte van Bionieuws - nieuwsmedium
voor biowetenschappen & - technologie.
Zorgenkindje
Bionieuws groeit weliswaar in ledental, maar ook onder deze naam blijft het
blad voor de uitgever een zorgenkindje. Stam wil dan ook in 1994 niet
verder.
Op dat moment neemt het NIBI een grote stap en een aanzienlijk financieel
risico: de vereniging besluit het blad in eigen beheer uit te gaan geven.
Acht november 1994 ontvangen de leden het eerste nummer, dat in opmaak en
invalshoek de hoofdlijnen van de Stam-Bionieuws volgt. De overgang verloopt
zo vrijwel geruisloos.
De redactie verhuist echter niet mee. Een drietal wetenschapsjournalisten
met dr. Jos van den Broek als hoofdredacteur gaan vanuit het NIBI-bureau in
Utrecht het blad maken. En het initiatief blijkt levensvatbaar, Bionieuws
groeit gestaag met het ledental van het NIBI. Het aantal abonnementen
kruipt in de loop der jaren richting 7800. En de uitgave klimt uit de rode
cijfers, al zal geen commerciële uitgever jaloers naar de balans
kijken.
Bionieuws weerspiegelt de veranderende tijdgeest: het moleculaire van de
biologie krijgt steeds meer nadruk, al zijn er ook zeer begeesterde
discussies over evolutieleer in het onderwijs en kokkelvisserij in de
Waddenzee. Het blad wordt zo platform voor discussie over allerlei
controverses rond biologische onderwerpen - van proefdiergebruik tot
genetische modificatie.
Bionieuws verwerft naam als een blad dat diepgang en wetenschappelijke
verklaring geeft bij biologische zaken die in de dagbladen oppervlakkig
worden behandeld. De begeleidende infografieken zijn vermaard.
De rubrieken zijn inmiddels minder van belang geworden, behalve het
verenigingsnieuws. Bionieuws is geen kroniek van de Nederlandse
biologengemeenschap, zoals het vakblad dat was, maar een medium, waarvan de
schrijvers (allen journalisten met een biologische achtergrond) voor alles
nieuws willen brengen. Niet in de laatste plaats over de spraakmakende
onderwerpen waar biologie en maatschappij elkaar raken.
Ambities
De laatste jaren is er steeds meer opinie in Bionieuws te vinden - in de
vorm van colums, interviews, brieven en commentaren. En er zijn ambities
voor groei in omvang en inhoud. Want hoe kan het dat aan de dageraad van de
eeuw der levenswetenschappen Neerlands enige biologenkrant soms maar acht pagina‘s
dik is?
Ondanks alle veranderingen is balans in onderwerpen een
terugkerend thema op de redactie. Iedere bioloog - van ecoloog tot
biotechnoloog - moet zich in Bionieuws herkennen, blijft het streven.
Samenhoorigheidsgevoel zei men in 1919. Het oude ideaal van
Droogleever Fortuyn is nog niet helemaal verdwenen.
Arno van ‘t Hoog
Dit is een aangepaste versie van het artikel dat verscheen op 15 september 2001 ter ere van het tienjarig jubileum van Bionieuws.